Wie zelfstandig denken kan, leert van zichzelf en niet van anderen...

Religie

Sinds de religie bestaat, bestaan er religieuze conflicten.

Heel veel geleerden en andere deskundige mensen houden zich hiermee bezig. De een legt het zo uit en de ander legt het zus uit. En allemaal vinden ze dat ze gelijk hebben. Maar ik snap niets van die verschillende uitleggingen. Ik heb daarom besloten zelf erover te gaan nadenken. Ik begon met mij te realiseren, dat wij mensen beschikken over iets, dat wij allemaal kunnen, en wat wij denken noemen. Met dit denken kunnen we in ons hoofd of in onze gedachte van alles maken. We kunnen ook van alles ermee ontdekken. We zeggen ook wel, dat wij ons van alles kunnen realiseren.
 
Zo realiseren wij ons dat we bestaan. We realiseren ons ook, dat we niet de enigen zijn die bestaan. Er zijn ook planten, dieren, de hele aarde, sterren en planeten en waarschijnlijk nog veel meer. We realiseren ons ook dat alles er niet zomaar opeens is. Alles heeft een oorzaak of oorsprong.
Ik vroeg mij verder af, wat religie nu eigenlijk is. Volgens het etymologisch woordenboek is religie gevormd van het Latijnse woord “relegere”, dat zoveel betekent als ‘opnieuw doorlopen’; ‘telkens overwegen’ en ‘weer bijeen lezen’. Je zou daarom kunnen zeggen dat mensen op een of andere manier weten en beleven, dat er een relatie bestaat tussen henzelf en een oorsprong waaruit zij zijn voortgekomen. Uit die oorsprong komt namelijk alles voort. Je zou kunnen spreken van een “Oorsprong van Alles”. Ik vind de afkorting OVA hiervoor wel een mooie naam. Maar wij kennen die OVA niet. We weten alleen dat die er is. Nu is het zo, dat de meeste mensen die OVA beschouwen als iets, wat de allerhoogste waarde heeft, boven alles wat er in de werkelijkheid bestaat. Ze bedachten daarvoor namen als God, Allah, Jahweh, Energie, Niets, Boeddha, Krishna en nog veel meer. De mensen die dezelfde naam gebruiken vormen samen een groep. En zo’n groep geven we de naam religie. Zo bestaan: het christendom; de islam; het jodendom; het humanisme; het atheïsme; het boeddhisme; het hindoeïsme en nog veel meer. Tussen die groepen ontstaan wel eens heel heftige conflicten. Soms lopen die uit op echt vechten. We spreken dan van “godsdienstoorlogen”.
Om uit te leggen hoe die zouden kunnen ontstaan, heb ik de volgende vergelijking bedacht:
 
Er was eens een vrouw, die een kindje kreeg. Direct na de geboorte werd het kindje bij de moeder weggehaald. De reden waarom dat gebeurde is niet bekend. Maar dat is voor het verhaal ook niet zo belangrijk. Het kindje werd ondergebracht bij een gezin in een heel ver land.
De vrouw kreeg nog een kindje, dat ook direct na de geboorte werd weggehaald bij de moeder. Ook dat kindje kwam in een gezin terecht in een heel ver land.
Zo kreeg de vrouw nog drie kinderen, die alle drie direct na de geboorte werden weggehaald en ondergebracht in gezinnen in een heel ver land.
De kinderen kwamen erachter dat de moeder bij wie zij woonden niet hun echte moeder was. Ze wisten natuurlijk wel dat ze een echte of biologische moeder hadden, maar ze kenden haar niet. En zoals bijna alle geadopteerde kinderen, waren ook deze kinderen nieuwsgierig naar hun ‘echte’ moeder. Ze zouden haar graag eens willen ontmoeten. Ze zouden graag willen weten hoe ze eruit ziet en wat ze graag zou willen voor haar kinderen. Maar aangezien niemand hun dat kon vertellen, gingen de kinderen daarover zelf fantaseren.
De ene fantaseerde dat moeder klein en dik zou zijn. Een ander fantaseerde dat ze juist lang en mager is. Weer een ander fantaseerde dat ze blauwe ogen heeft en erg knap is. Ieder van hen had ook een idee wat moeder graag zou willen dat ze deden en wat zij moesten worden. Er was er ook een bij die zei, dat hij een man ontmoet had die moeder gekend heeft. Die man had verteld hoe moeder eruit zag en wat ze graag zou willen van haar kinderen.
Echter het enige wat zij alle vijf zeker wisten was, dat zij een ‘echte’ moeder hebben. En die moeder is de enige die weet hoe ze eruit ziet en wat ze graag zou willen voor haar kinderen.
Op een dag ontmoetten de kinderen elkaar en ze kwamen erachter dat ze allemaal van dezelfde moeder waren. Ze begonnen aan elkaar te vertellen hoe moeder eruit zag en wat zij allemaal van hen verwachtte. Elk van de kinderen was overtuigd van de eigen voorstelling en ze probeerden elkaar daarvan te overtuigen. Het kind, dat vertelde dat hij iemand ontmoet had die moeder gekend heeft, begon de andere kinderen met de dood te bedreigen, als zij niet zouden geloven waarvan hij overtuigd was. Er ontstond een heftige ruzie tussen de kinderen. En geen van ze vroeg zich af wat de moeder ervan zou vinden dat ze zo’n ruzie maakten om haar.
Arme moeder.
 
We zouden ons kunnen realiseren, dat zo in het echte leven de conflicten tussen de verschillende religies zijn ontstaan. Dan zouden we ons de dwaasheid van die conflicten realiseren. En we zouden ons kunnen voornemen daarmee op te houden en aan elkaars voorstellingen een hoge waarde toe te kennen en die als zodanig te behandelen. We zouden elkaars feesten gezamenlijk kunnen vieren en dit blijven doen, totdat we weer verenigd worden met de OVA. Dan hoeven we ons niets meer voor te stellen of te geloven, maar dan weten we. En in dat weten kan dan natuurlijk geen verschil zitten, want er kunnen niet twee of meer oorsprongen zijn van alles. Of wel???
 
Nadenkend over de OVA kreeg ik de volgende ingeving:
De OVA drukt zich uit in miljarden vormen. De meest bijzondere en kostbaarste vorm is de mens. Nu heet de plek, waar de OVA zich ontwikkelt tot deze bijzondere uitingsvorm, toevallig ovarium en bevindt zich in het binnenste van de vrouw.
We zouden kunnen besluiten deze plek heilig te verklaren, als uitdrukking van respect voor de OVA. Dan zou de man, bij het binnengaan van de vrouw, dat met net zoveel eerbied en respect moeten doen, als wanneer hij een heilige tempel binnengaat.
Bij het opvoeden van kinderen zou deze waardetoevoeging op de langere termijn wel eens de porno en seksueel misbruik kunnen uitbannen.
 
Het aanmoedigen van mensen om kinderen te krijgen, is toe te juichen als uiting van de vreugde, de OVA in de gelegenheid te stellen zich in zijn hoogwaardigste uitingsvorm uit te drukken. Deze aanmoediging mag echter niet ontaarden in dwang, zoals bijvoorbeeld, vooral in het verleden, door sommige religieuze leiders werd gedaan. Het is aan de individuele vrouw, als draagster van het ovarium, om daarvoor - al dan niet aangemoedigd - in vrijheid te kiezen.
 

Terug